28 feb 2019 / Algemeen
Het wetsontwerp betreffende de Belgische internationale ontwikkelingssamenwerking in de vergetelheid – terugblik op de tekst en onze analyse

Vóór de zomer van 2018 stelde minister Alexander De Croo een voorontwerp van wet voor betreffende het Belgische beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.
Een voorontwerp van wet dat aan het einde van de legislatuur werd ingediend, zonder een echte raadpleging van de sector
Deze tekst is in alle haast aan het einde van de legislatuur gelanceerd en zonder echt overleg met de actoren in de Belgische ontwikkelingssamenwerking, onder het voorwendsel dat het noodzakelijk was om zich aan te passen aan de veranderende internationale context en dat er dus een nieuwe, grootschalige hervorming zou komen. Ondanks de huidige situatie van lopende zaken, werd de tekst goedgekeurd door de Ministerraad en vanaf begin januari op de agenda van het Parlement geplaatst.
Een vruchtbare hoorzitting in het Parlement
Op 22 januari werd het ISVI als deskundige ter zake geraadpleegd in het Parlement over dit onderwerp. Die hoorzitting gaf ons de gelegenheid om onze bezorgdheden mee te delen aan de Parlementsleden. We zijn zeer kritisch over de politieke richtsnoeren die ten grondslag liggen aan de tekst en we hebben, samen met andere organisaties zoals het CNCD, ons standpunt bijgevolg duidelijk gemaakt en dat heeft vruchten afgeworpen. Op 5 februari kondigde de minister aan dat het wetsontwerp werd geannuleerd!
Voor de sector van de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking is dit natuurlijk een belangrijke overwinning. Hoewel er verschillende waarborgen werden geboden m.b.t. de continuïteit van onze acties in het huidige kader, deed de tekst toch verschillende fundamentele vragen rijzen over de ontwikkelingsvisie die naar voren kwam… In plaats van lessen te trekken uit de huidige praktijken van de ontwikkelingssamenwerking op het terrein, leek deze tekst in wezen meer aandacht te besteden aan een versterking van het neoliberale paradigma in het beleid voor ontwikkelingshulp. Er was geen evaluatie gemaakt van wat bestaat en er had geen enkel debat, noch een echte raadpleging plaatsgevonden over het onderwerp. Hierdoor bevatte dit wetsontwerp tal van problematische punten. Hieronder een korte opfrissing van onze analyse.
Onze bezorgdheden bij de inhoud
Over het algemeen was de sector vooral bezorgd over de toenemende instrumentalisering van de internationale ontwikkelingssamenwerking ten dienste van het Belgische (anti)migratiebeleid, het buitenlands beleid en het handelsbeleid. De visie die in de tekst naar voren kwam, week steeds verder af van de internationale solidariteit en de noden van de partnerlanden. Hieronder staan we even stil bij drie nieuwe dimensies die in deze tekst werden geïntroduceerd en waar we ons zorgen over maakten.
- Risico op instrumentalisering van het Belgische beleid voor ontwikkelingssamenwerking ten dienste van een restrictief migratiebeleid
Een voorbeeld van een van de meest problematische struikelblokken die we terugvonden in de tekst, betreft de instrumentalisering van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking ten dienste van een restrictief migratiebeleid. De strijd tegen migratie werd immers voorgesteld als een doelstelling op zich, maar ook als een criterium voor de keuze van de landen, als een voorwaarde voor de hulp en als een maatstaf voor de doeltreffendheid. Deze bepalingen dreigden volledig in te druisen tegen de duurzame ontwikkelingsdoelen en tegen het principe dat er voorrang wordt gegeven aan de minst ontwikkelde landen. De landen vanwaar de meeste migranten naar België komen, zijn immers geen MOL’s, noch partnerlanden van België (uitgezonderd Marokko), noch de armste landen. Er bestond dus een reëel risico dat officiële ontwikkelingshulp weggehaald zou worden uit de landen die dit het meest nodig hebben. De koepelorganisaties hebben het al herhaaldelijk benadrukt, maar het is contraproductief om de doeltreffendheid van het Belgische ontwikkelingsbeleid te beoordelen in termen van een vermindering op korte termijn van de migratiestromen in de partnerlanden. Om iedereen in staat te stellen waardig te leven, is het echter wel essentieel om de migratiestromen op middellange en op lange termijn te stabiliseren, en dit vereist dat alle middelen voor ontwikkelingssamenwerking worden toegewezen aan de agenda 2030.
- Risico van misbruik van acties van de privésector in het kader van de agenda 2030
Een andere verontrustende dimensie van dit wetsontwerp was de terugkeer van de privésector in de ontwikkelingssamenwerking zonder al te veel voorwaarden. Op internationaal gebied is dit geen nieuw debat. De bijzonderheid van dit wetsontwerp was echter dat er fondsen uit de officiële ontwikkelingshulp werden toegekend aan bedrijven in het kader van de duurzame ontwikkelingsdoelen terwijl er nergens een duidelijk, expliciet en bindend kader te bespeuren was. Tijdens de hoorzitting hebben we herinnerd aan het belang van de agenda voor waardig werk om een daadwerkelijke en doeltreffende bijdrage van de privésector mogelijk te maken in het kader van de SDG’s. Zonder expliciet kader was het risico immers drieledig: enerzijds dat privéfondsen niet naar de landen gaan die ze het hardst nodig hebben, anderzijds zou het kunnen dat lokale bedrijven niet de eerste begunstigden zijn, en ten slotte bestaat het risico deze geldstromen niet bijdragen tot een herverdeling van de welvaart en het scheppen van hoogwaardige banen. Tijdens de hoorzitting hebben we opnieuw gewezen op het belang van bindende normen voor de eerbiediging van de mensenrechten en de sociale, fiscale en milieunormen. A fortiori houdt dit in dat er ook duidelijke uitsluitingscriteria vastgelegd moeten worden in het geval van schendingen van deze normen, maar ook om het respect voor het sociaal overleg en voor de syndicale rechten en vrijheden te waarborgen. Ten slotte moet dit alles ook in lijn zijn met de IAO-aanbeveling 204 betreffende de overgang van informele economie naar formele economie. Met andere woorden, de privésector en de mondiale agenda voor waardig werk moeten hand in hand gaan als we een positieve bijdrage van de privésector willen garanderen in het kader van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Verder moet ook duidelijk omschreven worden wat men juist verstaat onder ‘privésector’. Dat zal helpen om de verschillende risico’s beter te omkaderen. Er kan namelijk pas nagedacht worden over principes en voorwaarden voor een daadwerkelijke bijdrage tot de agenda 2030 wanneer duidelijk is of het gaat over de privésector als een kmo, een multinational, een investering, of een financiering als hefboom om andere financieringsbronnen aan te trekken.
- Risico op versterkte cohesie van middelen ten dienste van een doel… zonder naam
Een derde verontrustende dimensie betrof ten slotte de “globale aanpak”. Die notie wijst op de “methode die wordt gehanteerd om de doeltreffendheid van alle Belgische interventies in een bepaald land of m.b.t. een specifiek thema te maximaliseren”. Hoewel een betere coördinatie tussen de departementen onderling op zich een zinvolle doelstelling is, moet dat gebeuren op grond van een ontwikkelingsdoel dat overigens uitgesproken is. Toch waren er verschillende hiaten wat betreft de bijdrage die deze globale benadering moest vormen met het oog op de duurzame ontwikkelingsdoelen. De facto was er sprake van een reëel risico dat het beleid voor ontwikkelingssamenwerking afgestemd zou worden op de eigen Belgische belangen.
Afgezien van de inhoud… een vormelijk probleem
De sector van de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking heeft heel wat hervormingen doorgemaakt die de facto een rechtstreekse of onrechtstreekse invloed hebben gehad op de acties en het werk van de partners in ontwikkelingslanden. Onder deze en de vorige legislatuur heeft de sector 7 jaar lang diepgaande hervormingen ondergaan, om te komen tot het huidige raamwerk dat sinds 2017 van kracht is. Afgezien van de inhoud, ondermijnde deze nieuwe hervorming opnieuw de essentiële principes van continuïteit en voorspelbaarheid van hulp. Dat zijn nochtans twee essentiële waarborgen voor de doeltreffendheid van de hulp. Daarom zullen we tijdens de volgende legislatuur waakzaam blijven opdat deze beginselen blijven gelden.