De Wereldbank heeft 187 leden. België be­schikt over één zetel in de 25-koppige raad van bestuur. Maar niemand, in het parlement noch in de regering, kan verzekeren dat de bestuurder de oriënteringen van de regering correct verdedigt. Erger nog, niemand weet zelfs wat die oriënteringen zijn!

Met jaarlijks 130 miljoen euro vormen de bij­dragen van België aan de Wereldbank een tiende van het totale budget van de ontwikke­lingssamenwerking, waardoor dit VN-agent­schap op de eerste plaats komt in de Belgi­sche multilaterale samenwerking.

Op het eerste gezicht lijkt dit misschien nor­maal, maar de cijfers moeten bekeken wor­den in een dubbele context. Eerst en vooral vermindert in het huidige besparingsbeleid het totale budget van de samenwerking met 540 miljoen tussen 2015 en 2017. Ten tweede vergt de doeltreffendheid steeds meer con­trole en waakzaamheid om zo de kwaliteit te verbeteren van de opdrachten in het kader van de ontwikkelingssamenwerking.

Dit is echt zorgwekkend. Zeker als je weet welke negatieve gevolgen het beleid van de Wereldbank heeft op de bevolkingen, wat in schril contrast staat met zijn de eigen manda­ten en principes opgenomen in de wet m.b.t. de samenwerking van 2013. Philip Alston, speciale VN-verslaggever over de extreme armoede en de fundamentele rechten van de mens bevestigde dit door te stellen dat de “Wereldbank een zone is waar de rechten van de mens niet bestaan. (…) Het lijkt erop dat de Wereldbank de rechten van de mens eerder als een besmettelijke ziekte behandelt dan als een geheel van universele waarden en plichten.”

Dit is in hoofdzaak wat onderstreept wordt in een advies van de adviesraad rond de co­herentie van de ontwikkelingsbevorderende maatregelen voorgezeten door Olivier De Schutter. In deze raad, die paritair samenge­steld is (academici – maatschappelijk midden­veld), speelt ISVI, (vormingsinstituut van het ABVV) een actieve rol.