In het kader van het programma Waardig Werk organiseert het ISVI (instituut voor internationale syndicale solidariteit van het ABVV) uitwisselingsbezoeken tussen de vakbondspartners van Rwanda en Bénin. De bedoeling is om hen de mogelijkheid te geven ideeën uit te wisselen over het organiseren en beschermen van de werkers in de – steeds groter wordende – informele economie in beide landen.

De informele economie: een moeilijke realiteit voor meer dan 90% van de werkende bevolking

De informele economie bloeit daar waar werkloosheid, gebrek aan werkgelegenheid, armoede, ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en baanonzekerheid veel voorkomen. In dergelijke omstandigheden speelt de informele economie een belangrijke rol, vooral bij het genereren van inkomen. Dit omdat ze relatief toegankelijk is, ook indien je niet over een opleiding, kwalificaties, noemenswaardige technische of financiële middelen beschikt. De informele economie wordt gekenmerkt door het ontbreken van waardig werk, een thema dat alle vakbonden, nationaal en internationaal, nauw aan het hart ligt.

Werk in de informele economie wordt vaak gekenmerkt door onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden, een lage of onregelmatige verloning, lange werktijden en gebrek aan toegang tot informatie. Werknemers in de informele economie worden niet erkend, geregistreerd, gereguleerd of beschermd door de arbeidswetgeving of sociale bescherming.

In Benin werkt ongeveer 90% van de werkende bevolking in de informele economie! Deze werknemers hebben geen toegang tot de sociale zekerheid, krijgen meestal ook niet het wettelijk minimumloon uitbetaald en genieten niet van de verworvenheden verkregen via sociale dialoog. Ook in Rwanda zijn zowat 93% van de werknemers actief in de informele economie. Zij worden niet volledig door de nationale wetgeving ingedekt en genieten niet van sociale bescherming.

De concrete gevolgen van deze informaliteit zijn voor de betrokken werkers in beide landen gelijklopend: het ontbreken van geschreven arbeidscontracten maakt dat willekeurig ontslag mogelijk, zonder opzegvergoeding. De lonen zijn erg laag en betaalde jaarlijkse vakantie, ziekteverlof en moederschapsverlof zijn onbestaande. Wie een arbeidsongeval heeft, staat er alleen voor. Werkers worden niet gedekt door de sociale zekerheid, in een samenleving gekenmerkt door enorme sociale ongelijkheid.

Kortom: geen waardig werk voor de werknemers, en eveneens geen evidente context voor vakbonden om werkers te organiseren.

De aanpak van de Rwandese vakbondspartners CESTRAR, STECOMA, STAVER EN SYPEPAP [1]

Deze moeilijkheden houden de vakbonden echter niet tegen. In de strijd voor waardig werk kunnen werkers in de informele economie niet achterblijven, integendeel. Tijdens het uitwisselingsbezoek aan Rwanda van 3 tot 13 oktober 2023 poogden afgevaardigden van vakbonden van Rwanda en Benin hieruit samen lessen te trekken en een weg vooruit te vinden.

In Rwanda hanteren de vakbondspartners reeds de volgende strategieën:

  1. Certificatie van de werknemers in de bouwsector in Rwanda

STECOMA heeft, met de steun van CESTRAR en ISVI, een voortrekkersrol gespeeld in de sociale dialoog in Rwanda. Daar waar CESTRAR onderhandelde voor alle werknemers, focuste STECOMA zich op de informele werknemers in de bouwsector. In 2015 ondertekende STECOMA een overeenkomst met de autoriteiten van de stad Kigali om de bouwsector te verbeteren in het voordeel van de werknemers. Deze overeenkomst sloot aan bij de in 2014 ondertekende intentieverklaring (MOU) met de Workforce Development Authority van Rwanda, die tot doel had de vaardigheden van de werknemers te verbeteren en de informele werknemers een certificaat te geven.

Dankzij de overeenkomst krijgen de werknemers nu een ‘on the job’ training. Na afloop van die opleiding wordt  hun vakkennis geëvalueerd door een groep van drie evaluatoren, waaronder de vakbond en ontvangen ze een certificaat voor hun vaardigheden. Dankzij dit diploma staan ze in een betere positie op de arbeidsmarkt. Stilaan zijn sommige werkgevers begonnen met het geven van arbeidscontracten aan gecertifieerde informele werkers.

Deze strategie is in het hele land heel succesvol gebleken en wordt ook in andere sectoren, zoals o.a. in de mijnbouw en bij de kappers en heeft de werknemers in staat gesteld om een betere positie te veroveren op de arbeidsmarkt en maakt dat zij sterker staan in de onderhandelingen over lonen en andere arbeidsvoorwaarden.

Zo’n certificaat van vaardigheden opent echt deuren, want:

Wat betreft werk, is er sprake van informeel werk. Maar wat betreft de structuren, de bedrijven, gaat het om bedrijven in de formele economie. Deze bedrijven zijn officieel erkend door de staat, maar de bazen vinden manieren om te zeggen dat er geen werkers zijn met de nodige professionele capaciteiten, en gebruiken dit als argument om hen niet te erkennen/in te schrijven. (André Mutsindashyaka, Algemeen Secretaris van REWU – vakbond mijnen en steengroeven).[2]

  1. Installatie van crèches op of nabij de theeplantages

In de theesector in Rwanda is de situatie verbeterd dankzij de door ISVI ondersteunde vakbondsacties van CESTRAR en diens aangesloten vakbonden in de sector, SYPEPAP en STAVER. De vakbonden hebben heel actief gepleit voor betere werkomstandigheden voor de theeplukkers en -pluksters. De onderhandelingen leidden tot de oprichting van crèches.

Inderdaad, de meerderheid van de pluk gebeurt door vrouwen, die tijdens hun werk ook nog eens (letterlijk en figuurlijk) de zorg voor hun kinderen dragen. Zij dragen hun baby’s op de rug tijdens de pluk, waardoor ze minder kunnen plukken dan de mannelijke collega’s – en dus ook minder verdienen (werknemers verdienen o.b.v. het aantal kilo’s dat zij per dag plukken). Daarnaast gebeur(d)en er ook regelmatig ongelukken met kleine kinderen op de plantage: een kind dat in een irrigatiekanaal viel, gebeten werd door een slang, blootgesteld werd aan pesticiden…

Na een proefproject met een crèche bij een plantage, opgestart door de vakbonden op één theeplantage, volgden meer plantages dit voorbeeld. Ondertussen zijn ook andere organisaties mee op de kar gesprongen en zijn er crèches opgericht in verschillende gemeenschappen. Zowel de veiligheid en gezondheid van de vrouwelijke werknemers en de kinderen, als hun productiviteit (en dus hun inkomen) gaan er telkens erg op vooruit.

  1. De strijd voor schriftelijke contracten

De vakbonden van de theesector hebben, in samenwerking met ISVI, ook heel hard geknokt om geschreven contracten te bekomen voor de werknemers in hun sector. Van 2017 tot heden hebben zowat 65% van de werknemers in deze sector een geschreven contract bekomen. Hierdoor kunnen ze genieten van dezelfde voordelen als de werknemers in de formele economie en genieten ze van sociale bescherming.

De aanpak van de Beninse vakbonden CSA-BENIN en UNSTB [3]

In Benin is de context een beetje anders. Er bestaat een wettelijke procedure om het informele werk te formaliseren. Deze procedure is laagdrempelig, alle administraties die in dit proces betrokken zijn, zijn onder één dienst samengebracht. Deze dienst assisteert bij alle administratieve en wettelijke etappes verbonden aan de formalisering. Uiteraard blijven de uitdagingen voor de Beninse vakbonden echter heel groot. De Beninse overheid heeft na de verkiezingen van 2022 de Nationale Raad voor de Sociale Dialoog gewoon afgeschaft! Sociale dialoog in Benin is aldus quasi onbestaande.

  1. Organiseren, informeren, sensibiliseren rond veiligheid

Ook in Benin ervaarden de informele werkers al heel snel de noodzaak om zich te groeperen om hun rechten te kunnen verdedigen. Een aantal sectoren (motortaxi’s, kappers, kleermakers…) richtten coöperaties of vakbonden op. UCOTAC zocht steun bij de vakbondsfederatie CSA-Bénin.  Die steun bestond uit het organiseren van opleidingen die hen de nodige tools aanreikten om op te komen voor hun rechten en de rechten van hun leden.

UCOTAC bestaat ondertussen al 30 jaar en is er in geslaagd zich met de steun van de Waalse Intergewestelijke en ISVI uit te bouwen tot een slagkrachtige vakbond. De motorrijders krijgen een degelijke opleiding over de wegcode, dienen hun rijbewijs te halen en worden gesensibiliseerd in het belang van een goede bescherming zoals het dragen van een helm, degelijke schoenen en handschoenen. Niet altijd evident in een land waar het altijd warm is, maar wel levensnoodzakelijk. De vakbond sloot een ongevallenverzekering af voor zijn leden en zorgt ervoor dat ze aansluiten bij de mutualiteiten. Hoewel velen van hen nog altijd informele werkers zijn, genieten ze toch al van bescherming in geval van ziekte of ongeval.

UCOTAC voorziet nu ook op een aantal centrale plekken een bewaakte motorfietsparking, waar de aangesloten leden terecht kunnen tijdens hun rustpauzes en waar ze bij elkaar ten rade kunnen bij problemen. Dit maakt het identificeren van collectieve problemen mogelijk, evenals uitwisselingen over strategieën en eisen om deze tegen te gaan.

  1. Diploma’s

De Beninse overheid heeft een opleidingssysteem opgezet met de werkgevers. Elk semester worden er examens georganiseerd. De werkgever dient het dossier van de betrokken leerling/kandidaat in, en de overheid beoordeelt – via een nationaal examen – diens capaciteiten. Op basis van deze examens zal de overheid dan het diploma uitreiken. Het systeem kent wel een aantal problemen: de werkgevers weigeren soms om een dossier voor te dragen omdat er strubbelingen zijn tussen hen en de betrokken werknemer/leerling. Of gewoon omdat zij vrezen dat de werknemer na het behalen van diens diploma elders aan de slag zal gaan…

Conclusie

In veel landen bevinden een meerderheid van de werknemers zich in de informele economie. Afhankelijk van de context, de sector, de bestaande wetgevingen, etc. zijn er verschillende strategieën ontwikkeld door lokale vakbonden om de positie van deze werkers en de krachtsverhouding in hun voordeel te verbeteren. Formalisering van de informele werker is niet zo maar een doel op zich. Het is eerder een middel om voor de informele werkers ook waardig werk te bekomen. Vakbonden hebben hier een belangrijke rol te spelen, zowel door te lobbyen en te pleiten voor de invoering van een wettelijk kader en stimulansen voor die formalisering als door het organiseren en ondersteunen van deze werkers. Het is ook geen proces dat van vandaag op morgen afgerond zal zijn, maar uitwisselingen hierover kunnen nieuwe perspectieven openen voor de vakbonden.

———————————————————————————————————————————————————————-

[1] CESTRAR : “la Centrale des Syndicats des Travailleurs du Rwanda.

STECOMA : Syndicat des travailleurs des entreprises de Construction, de Menuiserie et de l’Artisanat

STAVER : Syndicat du Personnel Agricole et Vétérinaire œuvrant dans le Secteur Public

SYPEPAP : Syndicat du Personnel des Entreprises Parastatales et Privatisés

[2] Citaat uit een interview afgenomen met André Mutsindashyaka, Algemeen Secretaris van REWU  en Africain Biraboneye, Algemeen Secretaris van CESTRAR,  na het studiebezoek aan België over leren op de werkplek en centra voor beroepsopleiding, georganiseerd door ENABEL, het ontwikkelingsagentschap van de Belgische overheid.

[3] CSA-BENIN: Confédération des Syndicat Autonomes du Bénin

UNSTB: Union Nationale des Syndicats des Travailleurs du Bénin