Fysiek, seksistisch en seksueel geweld zijn slechts het zichtbare deel van alle andere vormen van moreel, sociaal, professioneel of cultureel geweld dat vooral tegen vrouwen is gericht. Jammer genoeg ontsnappen de werknemers in de DRC niet aan deze realiteit. Meer nog, zij zijn twee keer slachtoffer, omdat armoede en geweld elkaar versterken en daardoor veel vrouwen in een neerwaartse spiraal storten. De ratificering van Conventie 190 van de IAO reikt hen een extra hefboom aan om dit onvermijdelijke lot te doorbreken en een ander leven te leiden!

Hoe pakken we dit aan? Het is geen gemakkelijke taak om kwesties met betrekking tot geweld op het werk in de DRC te bespreken. Er zijn immers veel manieren om dat te doen en het houdt veel uitdagingen in. Wat verstaan we onder de werkplek? Over welk geweld spreken we? Wat is de rol en de verantwoordelijkheid van de vakbonden?

Arbeiderseducatie als bevoorrecht strijdmiddel

Eén zaak staat vast. De Afrikaanse vakbonden in het algemeen en de Congolese in het bijzonder hebben niet gewacht op de goedkeuring van Conventie 190 van de Internationale Arbeidsorganisatie[1] (IAO) om geweld tegen vrouwen in de samenleving, met inbegrip van de werkplek, te bestrijden. Het platform voor syndicale actie UFF[2] (l’Union Fait la Force) is zich bewust van de culturele en sociaaleconomische uitdagingen eigen aan de DRC, maar ook van de dominantiemechanismen die gelden in de werkwereld. Het is al vele jaren actief in het domein van de arbeiderseducatie[3] en de vorming van zijn leden. De UNTC (union nationale des travailleurs du Congo), de CDT (confédération démocratique du travail) en de COSSEP (conseil syndical des services publics et privés) werken in gemeenschappelijk front om in de DRC een legitieme syndicale tegenmacht op te bouwen. Een van de invalshoeken die tijdens deze sessies geregeld aan bod komt, heeft meer bepaald betrekking op de stereotypering van vrouwen met de bedoeling hen, behoed tegen elke vorm van geweld, een juiste plaats in de samenleving en de vakbonden te garanderen.

Olga Kabalu (vice-voorzitster bevoegd voor de vrouwen en de jongeren in de CDT en voorzitster van het nationaal vrouwencomité binnen IndustriALL-RDC):

“Een van de belangrijkste redenen om te ijveren voor deze ratificering is dat zo het verband kan gelegd worden tussen gewoonte en geweld. Het individu moet inzien dat wat hij doet, niet goed is. Op basis van die bewustwording kan de mentaliteit veranderen. Het is moeilijk om deze intimidatie en gewelddaden te definiëren, te kwantificeren en te bewijzen. De ratificering kan zorgen voor de invoering van mechanismen om deze fenomenen te identificeren en vooral te regelen.”

 

De C190 als nieuw instrument

De C190 reikt een nieuwe hefboom voor bewustwording en bescherming aan. Odette Boomans (adjunct algemeen secretaris van de nationale federatie van werknemers in de sectoren van aardolie, energie en chemie binnen de UNTC) legt het als volgt uit:

“De C190 belangt alle werknemers van alle sectoren aan, ook diegenen die actief zijn in de informele economie. In de DRC wordt overal gewerkt, niet alleen aan een bureau. Er moet dus gegarandeerd worden dat al wie een activiteit uitoefent, gespaard moet blijven van geweld en meer bepaald van intimidatie vanwege de politiediensten – ook de mama die oliebollen verkoopt op de hoek van haar perceeltje”.

De transformatie van de informele economie is een van de belangrijkste uitdagingen om de structurele armoede van de vrouwen in de DRC te bestrijden. De informele economie is allesbehalve een homogene economische ruimte, maar beslaat een groot aantal en zeer diverse activiteitssectoren waarin vooral vrouwen werken. In de DRC schat men de activiteitsgraad in één of andere sector van de informele economie op meer dan 90%. Het is dus een echte economische long van het land waarin mannen, vrouwen en kinderen elke dag allerlei strategieën ontwikkelen om te overleven. Een van de paradoxen van de mannen en vrouwen die er werken, is dat het niet nodig is om werkloos of student te zijn om in dit universum van zelfbereddering terecht te komen. Slechts een kleine groep ‘bevoorrechten’ heeft een arbeidsovereenkomst, die zelfs niet voldoende om zich tegen armoede te beschermen. Onrechtmatige ontslagen zijn schering en inslag en de lonen een lachertje. Zonder nog te spreken over de vertraging in de uitbetaling van de lonen of de zeldzame vervangingsinkomens die bijvoorbeeld aan de gepensioneerden worden toegekend in het openbaar ambt en de privésector. De werkneemsters geraken zo nog dieper in complete armoede. Dit dagelijkse misbruik in de Congolese werkwereld geeft ons een idee van deze fenomenen van geweld en intimidatie die de psychologische en fysieke gezondheid schaden, en de waardigheid van de persoon aantasten.

 

 


Informele economie

“We kunnen de informele economie positief opvatten als een bron van werkgelegenheid en inkomsten voor miljoenen personen die anders over geen enkel bestaansmiddel zouden beschikken. We kunnen ze ook negatief opvatten in de zin dat het gaat om een heel segment van de samenleving dat aan elke reglementering en bescherming ontsnapt. We kunnen deze economie idyllisch voorstellen als een vruchtbare bodem voor ondernemerszin, die enkel volledig tot ontplooiing kan komen in afwezigheid van een massa reglementeringen en nutteloze bureaucratie. We kunnen ze ook afwijzen omdat ze een bron zou zijn van achterstand, armoede, misdaden en onveilige omstandigheden…”(IAB: het dilemma van de niet-gestructureerde sector, verslag van de Directeur-Generaal)


Armoede is geen beroep!

Men kan in armoede leven, omdat men slachtoffer is van geweld, en tegelijkertijd kan armoede ook een risicofactor zijn die allerlei vormen van geweld kan veroorzaken. De informele economie betekent per definitie elke economische activiteit die ontsnapt aan elke vorm van bescherming en regulering, waarbij de vrouwen doorgaans tweemaal worden afgestraft.

Odette Boomans:

“Indien de politie de straatverkopers en –verkoopsters constant afperst en ontzet, is het de plicht van de lokale overheid om voor hen veilige plaatsen te voorzien waar zij kunnen werken. De informele economie is de echte motor en ondersteuning van de natie. Alle families hangen ervan af en indien de verkopers en verkoopsters dus ontzet, of zelfs verboden worden, komt een hele familie door dat geweld in de armoede terecht”.

Uiteraard heeft de COVID-19-crisis deze ongelijkheid en dit geweld enkel versterkt in deze reeds zeer kwetsbare werkwereld.

Olga Kabalu:

“Dankzij de ratificering van deze conventie zullen alle vormen en types van intimidatie bestreden kunnen worden. Zo heeft COVID-19 veel spanningen gecreëerd. Sommige werkneemsters en werknemers worden psychologisch hard getroffen. De crisis heeft sociaal onrecht aan het licht gebracht. Al wie kon gaan werken, kreeg de premie (een aanzienlijke toeslag bij het loon), en wie thuis moest blijven, kreeg niets. Dit leidt binnen eenzelfde onderneming tot spanningen. Des te meer omdat in het overgrote deel van het land de mensen van dag tot dag leven.”

 

 

Een collectieve verantwoordelijkheid

Ingevolge de ratificering van de C190 door twee lidstaten van de IAO (Uruguay en Fiji), zal deze conventie effectief in 2021 in werking treden. We mogen niet vergeten dat de Congolese Staat lid is van de IAO en zich er in die hoedanigheid toe heeft verbonden om de internationale normen te doen naleven en om te zetten in nationale wetgeving. Uiteindelijk moeten kwesties van intimidatie en geweld op het werk iedereen aanbelangen en niet enkel de vakbonden.

Het nationaal vrouwencomité van IndustriALL-RDC is actief campagne beginnen voeren voor de ratificering van de C190 in de DRC. Bij de start van deze campagne heeft de Congolese omroep hieraan een speciale tv-uitzending gewijd. Deze uitzending kan volledig bekeken worden via https://www.ifsi-isvi.be/publications/analyses-reflexions/elle-peut-changer-des-vies/#gallery-1

 

[1] https://www.ifsi-isvi.be/nl/algemeen/100-jaar-iao-balans-en-uitdagingen/

[2] https://www.ifsi-isvi.be/nl/onze-partnerland/afrika/congo/

[3] De ‘vergaderboom’ in het hart van de werkplaats https://www.abvv.be/documents/20182/75050/2013_dnw03_lr.pdf/6377c3af-ea0a-4ef2-8ac8-35f7e87e4411 (pagina5)